Ruggordel lage rugpijn
De behandeling van lage rugpijn met ruggordels en medicatie
Lage rugpijn is een veelvuldig voorkomend probleem in geïndustrialiseerde landen. De kans dat iemand gedurende zijn leven een episode van lage rugpijn doormaakt is 49-70%. Meestal (80-95% van de gevallen) is er geen sprake van een pathofysiologische oorzaak, ook wel aspecifieke lage rugpijn genoemd. De prognose voor aspecifieke lage rugpijn is meestal goed, daar de klachten over het algemeen binnen enkele weken verbeteren, maar de rugklachten keren vaak terug. Richtlijnen voor de behandeling van aspecifieke lage rugpijn adviseren om: de patiënt gerust te stellen met het feit dat de klachten over het algemeen snel verminderen; de patiënt te stimuleren actief te blijven en dagelijkse werkzaamheden zo veel mogelijk voort te zetten; en zo nodig pijnstillende medicatie aan te bieden.Wanneer de klachten aanhouden over een periode van zes weken, worden begeleidende activerende therapievormen overwogen. Bepaalde beroepsgroepen, bijvoorbeeld in de zorg, lopen een verhoogd risico op lage rugpijn. Ter preventie van deze rugpijn kan men een ruggordel gebruiken. Echter, ruggordels lijken niet effectief als primair preventief hulpmiddel. Secundaire analyses uit primair preventieve studies lieten wel gunstige effecten zien bij werknemers met terugkerende lage rugpijn, maar onderzoek gericht op de secundaire preventie van lage rugpijn ontbrak.
Effectiviteit van ruggordels
Om de secundair preventieve effectiviteit van ruggordels te bepalen is er een gerandomiseerd en gecontroleerd experiment uitgevoerd (Hoofdstuk 2). 360 thuiszorgmedewerkers met zelfgerapporteerde lage rugpijn ontvingen de standaard beschikbare zorg, welke ondermeer een arbeidsomstandigheden training omvatte over gezonde werkhoudingen, met of zonder gebruik van een van de vier beschikbare typen ruggordel. Primaire uitkomstmaten waren het aantal dagen met rugpijn en ziekteverzuim over 12 maanden. Gedurende de 12 maanden rapporteerden de deelnemers met een ruggordel gemiddeld 52,7 dagen (95%BI, -59,6 tot -45,1) minder lage rugpijn dan de deelnemers die alleen de standaard beschikbare zorg ontvingen. Het aantal dagen ziekteverzuim daalde niet statistisch significant (-5 dagen; 95%BI, -21,1 tot 6,8 dagen). Beperkingen van de studie waren: het niet geblindeerd zijn van de deelnemers, onvolledige of missende gegevens, en het ontbreken van objectieve gegevens voor lage rugpijn gerelateerd ziekteverzuim. Volgens de resultaten van het gerandomiseerde en gecontroleerde experiment lijkt het dragen van een ruggordel door thuiszorgmedewerkers met recidiverende lage rugpijn het aantal dagen met rugpijn te verminderen, maar heeft dit geen invloed op het totale ziekteverzuim. Deze resultaten zouden verder onderzocht moeten worden, ook in andere beroepsgroepen.Naast het persoonlijke fysieke ongemak drukt lage rugpijn een grote economische stempel op de maatschappij. Om de kosteneffectiviteit te onderzoeken van het dragen van ruggordels door thuiszorgmedewerkers met recidiverende lage rugpijn, is parallel aan het hierboven genoemde gerandomiseerde en gecontroleerde experiment een economische evaluatie vanuit een maatschappelijk perspectief (Hoofdstuk 3) uitgevoerd. Voor deze kosteneffectiviteitstudie werden met kostendagboeken aanvullend de directe kosten, indirecte kosten en kwaliteit van leven (EuroQol) gemeten. Verschillen in gemiddelde kosten tussen de groepen, kosteneffectiviteit en kostenutiliteit ratio’s werden geëvalueerd en kosteneffectiviteitgrafieken en aanvaardbaarheid curven werden gepresenteerd op basis van niet parametrische bootstrap technieken. In de interventieperiode van 12 maanden waren de directe kosten €235 lager (95%BI, -386 tot -79) voor de thuiszorgmedewerkers die als aanvulling op de standaard beschikbare zorg een ruggordel droegen. Indirecte kosten waren niet statistisch significant lager (€-255; 95%BI, -879 tot 299). Er was geen verschil in kwaliteit van leven. Concluderend, lijken ruggordels een kosteneffectieve aanvulling op de standaard beschikbare zorg voor thuiszorgmedewerkers met recidiverende rugklachten. Voor het schatten van de indirecte kosten zou het meer accuraat zijn wanneer er een objectieve maat voor lage rugpijn gerelateerd ziekteverzuim voorhanden was geweest.
In de studiepopulatie van de in hoofdstuk 2 en 3 beschreven gerandomiseerde en gecontroleerde studie, was medicatie de meest toegepaste behandeloptie binnen de standaard beschikbare zorg. NSAIDs (non-steroide ontsteking remmende medicijnen) zijn wereldwijd de meest voorgeschreven medicijnen en vormen ook voor lage rugpijn 80% van de voorgeschreven medicatie. We hebben een systematische Cochrane review (Hoofdstuk 4) uitgevoerd om de effectiviteit van NSAIDs en selectieve COX-2 remmers te onderzoeken die momenteel beschikbaar zijn en gebruikt worden door patiënten met lage rugpijn. Daarvoor zijn de MEDLINE en EMBASE databases en het Cochrane Central Register of Controlled Trials doorzocht op publicaties tot en met juni 2007, in Engels, Nederlands of Duits. Daarbij zijn ook de literatuurlijsten van relevante reviews en geïdentificeerde studies gescreend. Gerandomiseerde en dubbel blind gecontroleerde studies naar NSAIDs voor aspecifieke lage rugpijn met of zonder ischias werden geïncludeerd. In totaal werden 65 studies (totaal aantal patiënten = 11.237) geïncludeerd in deze review. Achtentwintig daarvan (42%) werden van hoge kwaliteit beschouwd. NSAIDs waren statistisch significant effectiever dan placebo’s, echter ten koste van statistisch significant meer bijwerkingen. Er was matig sterk bewijs dat NSAIDs niet effectiever zijn dan paracetamol tegen acute lage rugpijn, maar paracetamol had minder bijwerkingen. Met matig sterke bewijskracht lijken NSAIDs niet effectiever dan andere medicijnen tegen acute lage rugpijn. Er was sterk bewijs dat de verschillende typen NSAIDs, inclusief de COX-2 NSAIDs, even effectief zijn tegen acute lage rugpijn. De COX-2 NSAIDs hadden statistisch significant minder bijwerkingen dan de traditionele NSAIDs.
Het bewijs uit de 65 geïncludeerde studies suggereert dat NSAIDs voor de korte termijn effectief de symptomen verlichten van patiënten met acute of chronische lage rugpijn zonder ischias, maar de grootte van de effecten is echter klein. Daarbij lijkt er niet een specifiek beter type NSAID te zijn dat zich onderscheidt van andere. De selectieve COX-2 inhibitors vertoonden binnen de studies uit deze review minder bijwerkingen dan de traditionele NSAIDs. Echter, in recent onderzoek zijn COX-2 inhibitors geassocieerd met een verhoogde kans op ernstige cardiovasculaire bijwerkingen in specifieke patiënten populaties.
Terugkerend naar de ruggordel, werd hiervan in het volgende hoofdstuk het werkingsmechanisme verkend. Op dit moment staat het werkingsmechanisme van ruggordels nog ter discussie. We hebben de mogelijke invloed van ruggordels op de werkhouding van thuiszorgmedewerkers verkend met ambulante accelerometrie (Hoofdstuk 5). In deze pilot studie werd de frequentie en duur van werkhoudingen van zeven kraamhulpen gedurende twee opeenvolgende dagen geregistreerd met een Activiteiten Monitor. Door het lot bepaald, droegen de medewerkers de eerste of de tweede dag een ruggordel. Gemiddeld werden de werkhoudingen negen uur per dag geregistreerd. Ze werden niet in hun werkzaamheden gehinderd door de Activiteiten Monitor. De frequentie en duur van werkhoudingen met meer dan 30° flexie in de romp neigden te verminderen wanneer de ruggordel gedragen werd, terwijl de frequentie en duur van werkhoudingen met minder dan 30° buiging vermeerderden. Statistische significantie voor het verschil tussen de dag met of zonder ruggordel werd in deze kleine steekproef niet bereikt. De ruggordels lijken dus de werkhouding te beïnvloeden. Ambulante accelerometrie heeft veel potentie voor het meten van de werkhoudingen.
Het implementeren van ruggordels als secundair preventief hulpmiddel vraagt om gedragsverandering van de gebruikers. Om de ruggordels bij de juiste doelgroep te implementeren is het noodzakelijk om te weten waarom men therapietrouw is aan het gebruik ervan. We hebben het attitude, sociale steun en eigeneffectiviteit (ASE-)model, dat ontwikkeld is voor het verklaren van gezondheid gerelateerd gedrag, gebruikt om de determinanten voor blijven dragen van de ruggordel te onderzoeken (Hoofdstuk 6). Dit onderzoek werd uitgevoerd in de interventiegroep van het eerder beschreven gerandomiseerde experiment. In het multivariabele model was een positieve attitude naar de ruggordel de sterkste voorspeller, welke 41% van de variantie verklaarde (B= 1,31; p< ,001). Sociale steun en eigen effectiviteit verklaarden beiden 2% van de variantie, waarvan alleen de laatste statistisch significant was (B=0,22; p<,05). Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat het voornemen om de ruggordel te blijven gebruiken door werknemers met terugkerende lage rugpijn voornamelijk werd bepaald door een positieve attitude. Het ongemak van de ruggordel werd door de ervaren voordelen overschaduwd. Het reduceren van praktische ongemakken en het creëren van voldoende sociale steun op de werkvloer, zijn factoren die de therapietrouw voor het dragen van een ruggordel zouden kunnen verhogen.
Tot slot reflecteert Hoofdstuk 7 op de in dit proefschrift beschreven studies. Resultaten, beperkingen, praktische implicaties, en implicaties voor vervolgonderzoek van de beschreven studies worden geïntegreerd en in de context van andere onderzoeksresultaten op dit gebied geplaatst. Hierin worden ondermeer de volgende onderwerpen aangekaart: lage rugpijn kalenders voor het meten van lage rugpijn; het meten van ziekteverzuim; missende data; blindering; secundaire preventie en gezondheid gerelateerd gedrag; en de thuiszorg als onderzoekssetting. (Bron:Pepijn Roelofs; Managing low back pain with lumbar supports and medication. ISBN 978-90-8659-423-8) & (Bauerfeind)
Meer informatie, voorbeelden en bestelmogelijkheden voor een ruggordel bij lage rugpijn vindt u in de categorie rugbraces en ruggordels.