3

Ouderen en Mobiliteit

ouderen mobiliteitNaarmate mensen ouder worden, neemt hun mobiliteit af. Van de mensen van 65 jaar of ouder heeft 26% mobiliteitsbeperkingen, zoals moeite met lopen, met het dragen van een tas, of met opstaan of bukken. Dit betekent dat zij voor veel dagelijkse bezigheden afhankelijk zijn van vervoersvoorzieningen, mobiliteitshulpmiddelen en/of zorg. Mobiliteitsbeperkingen kunnen ook het onderhouden van sociale contacten belemmeren en daarmee eenzaamheid verergeren.

Wat zijn mobiliteitsbeperkingen en hoe ontstaan ze?

Onder mobiliteitsbeperkingen verstaan we problemen met bewegen en met vervoer. Ouderen kunnen problemen hebben met bewegen bij lopen (meer dan 400 meter), bij tillen van een voorwerp zoals een tas (van meer dan 5 kg. over meer dan 10 meter), of bij bukken om iets van de grond op te rapen. Ook problemen met traplopen of met het zichzelf verplaatsen buitenshuis kunnen gezien worden als mobiliteitsbeperkingen. Problemen met vervoer buitenshuis zijn van heel andere orde, maar kunnen ook tot mobiliteitsbeperkingen leiden.

mobiliteitshulpmiddelen voor ouderen

De meeste mobiliteitsbeperkingen worden veroorzaakt door klachten en aandoeningen van het bewegingsapparaat, zoals ernstige rugklachten, gewrichtsslijtage (artrose) en gewrichtsontsteking (reuma). Daarnaast zijn valongevallen een belangrijke oorzaak van het ontstaan van mobiliteitsbeperkingen bij ouderen.

Hoeveel ouderen hebben een beperkte mobiliteit?

Van de ouderen heeft 26% één of meer mobiliteitsbeperkingen (beperkingen bij tillen, bukken en/of lopen). Van de ouderen boven de 75 jaar is dit 40%. We zien bijvoorbeeld dat bijna één op de vijf ouderen grote moeite heeft met het tillen van een voorwerp van 5 kg (bijvoorbeeld een boodschappentas) over een afstand van meer dan 10 meter. Bijna evenveel ouderen kunnen niet – of alleen met grote moeite – een afstand van 400 meter lopen. 12% van de ouderen heeft problemen met traplopen en 16% heeft soms vervoersproblemen. Alle genoemde mobiliteitsbeperkingen komen aanzienlijk vaker voor bij ouderen uit de hoogste leeftijdscategorie.

Het CBS registreert al enkele decennia gegevens over mobiliteitsbeperkingen van de Nederlandse bevolking. Opvallend is dat het percentage personen met ernstige mobiliteitsbeperkingen in de afgelopen 10 jaar is gedaald. Deze daling is bij alle bevolkingsgroepen te zien, maar valt voornamelijk op bij ouderen. Het RIVM noemt enkele mogelijke verklaringen voor deze afname van mobiliteitsbeperkingen.

Eén daarvan is een mogelijke daling in de prevalentie van ziekten, zoals rug- en gewrichtsaandoeningen. Een andere mogelijke verklaring is dat mensen beter in staat zouden zijn om – ondanks hun ziekte – hun mobiliteit te handhaven. Het toegenomen gebruik van hulpmiddelen, zoals rollators, zou hier mee te maken kunnen hebben.

Welke ouderen hebben mobiliteitsbeperkingen?

Ouderen met chronische ziekten en aandoeningen

De toename in mobiliteitsproblemen die we zien naarmate mensen ouder worden, is deels verklaarbaar doordat met het ouder worden de kans op het krijgen van aandoeningen van het bewegingsapparaat toeneemt. De belangrijkste aandoeningen in dit kader zijn artrose (gewrichtsslijtage), rugklachten en reuma. Daarnaast zijn astma/COPD en beroertes veel voorkomende aandoeningen die mobiliteitsbeperkingen tot gevolg kunnen hebben. Zo heeft 73% van de ouderen van 75 jaar of ouder te maken met reuma/mobiliteitsbeperkingen.

Meer vrouwen dan mannen

Vrouwen zijn meer beperkt in hun mobiliteit. Dit verschil kan deels verklaard worden doordat meer vrouwen dan mannen aandoeningen aan het bewegingsapparaat hebben. Een andere verklaring voor het verschil tussen mannen en vrouwen kan gezocht worden in het feit dat er veel meer alleenstaande oudere vrouwen zijn dan alleenstaande oudere mannen. Ouderen die alleen wonen hebben aanzienlijk vaker mobiliteitsbeperkingen dan ouderen die niet alleen wonen.

Ouderen die zijn gevallen

Behalve chronische ziekten en aandoeningen kunnen ook valongevallen een belangrijke oorzaak zijn voor het ontstaan van mobiliteitsbeperkingen bij ouderen. Bijna één op de vijf ouderen (18%) uit het ouderenonderzoek is in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek één of meerdere keren gevallen. Ouderen die zijn gevallen blijken twee keer zo vaak mobiliteitsbeperkingen te hebben als ouderen die niet zijn gevallen.

Valongevallen komen vaker voor naarmate ouderen ouder worden. We zien dat 13% van de 65-75-jarigen een keer in de drie maanden is gevallen, tegenover 25% van de 75-plussers. Vrouwen vallen vaker dan mannen, al neemt het verschil af naarmate de leeftijd toeneemt. Ouderen die weleens slaap – of kalmeringsmiddelen gebruiken, vallen aanzienlijk vaker dan ouderen die deze middelen niet gebruiken.

Van de 75-plussers die weleens slaap-of kalmeringsmiddelen gebruiken, is ruim 30% in de afgelopen maanden gevallen. Ouderen die minstens één keer per week wandelen, fiets en of sporten, vallen
daarentegen minder vaak dan ouderen die dit niet of minder vaak doen. Zo zien we dat van de 75-plussers die wekelijks of dagelijks fietsen ‘slechts’ 17% een valongeval heeft gehad tegenover 25% van alle 75-plussers. Door te bewegen blijven ouderen beter in conditie, waardoor ze beter in staatzijn een val te voorkomen.

Mobiliteitsbeperkingen en hulpmiddelen

Ouderen die beperkt zijn in hun mobiliteit kunnen een beroep doen op hulpmiddelen en voorzieningen, die hen helpen beter te kunnen functioneren. Uit het ouderenonderzoek komt naar voren dat ouderen met mobiliteitsbeperkingen vaak gebruik maken van deze hulpmiddelen.

Van de 75-plussers die beperkt zijn in het lopen, maakt bijvoorbeeld 70% gebruik van een wandelstok, looprek of rollator en gebruikt 27% een rolstoel of scootmobiel. Om de val te breken bij valongevallen worden vaak heupbeschermers gebruikt. Slechts een klein percentage van de ouderen met mobiliteitsbeperkingen zegt geen hulpmiddel te hebben, maar er wel behoefte aan te hebben.

3 Reacties

  1. Mooi artikel! Ik hoop dat de ontwikkelingen in de hulpmiddelen van de ouderen elk jaar verbeterd worden en dat het kwaliteit van leven voor deze mensen onwijs omhoog gaat.

  2. Ik, 81 jaar, loop steeds moeilijker. Voeten slecht kunnen optillen, snel gaan sloffen, steeds nadenken hoe te lopen, de benen geven het op een gegeven moment op, allemaal heel erg vermoeiend. Daarnaast heb ik artrose in de middenvoetsbeentjes en het grote-teen gewricht van beide voeten. Vroeger veel gewandeld, maar nu ben ik op binnen 1 km. Ik ben actief in de sportschool, maar kan het eigenlijk niet meer opbrengen. Wat zou ik het beste kunnen doen?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.